Brain Motor Skills
Motorische vaardigheden zijn nodig om de bewegingen van de verschillende spieren in het menselijk lichaam te beheersen. Motorische vaardigheden zijn onderverdeeld in grove en fijne motorische vaardigheden. Grove motorische vaardigheden worden eerst geleerd en in de loop van de jaren neigen ze bijna automatisch te worden. Ze omvatten het kruipen van wandelen, springen of evenwicht bewaren. Fijne motoriek wordt later geleerd. Ze vereisen nauwkeurige spiercontrole en hebben betrekking op kleinere acties, zoals schrijven, een voorwerp tussen de duim en een vinger houden of de tong in de mond bewegen..
Een vrouw schrijft op een notitieblok. (Afbeelding: Keith Brofsky / Photodisc / Getty Images)Brain Motor Areas
De gebieden in de hersenen die zowel grove als fijne motorische vaardigheden besturen, zijn de hersenschors, basale ganglia en de kleine hersenen. De hersenschors regelt de bewegingen van de spieren. De basale ganglia controle positie en vrijwillige beweging. Het cerebellum bewaakt de spieren tijdens beweging. De motorcortex bestuurt ook de spierbewegingen. Verschillende delen van de motorische cortex zijn verantwoordelijk voor bewegingen van verschillende delen van het lichaam.
Grove motorvaardigheden
Groei motorische ontwikkeling volgt twee principes: van kop tot teen en van romp tot extremiteiten. Dit betekent dat de grove motoriek zich in het hoofd ontwikkelt voordat de ontwikkeling begint in de armen en voeten. Zo leert een kind zijn hoofd op te houden voordat hij leert zitten en lopen. Ook begint de ontwikkeling in het midden en beweegt naar buiten. Vandaar dat een kind leert zijn armen onder zijn handen te houden. De grove motorische ontwikkeling begint bij de geboorte en is het meest intens tijdens de eerste levensjaren. Veel aandoeningen, zoals hersenverlamming of de ziekte van Parkinson, kunnen de grove motoriek beïnvloeden.
Fijne motoriek
Fijne motoriek is uitdagender om uit te voeren en begint zich later in het leven te ontwikkelen dan grove motoriek. Toch ontwikkelen ze zich samen omdat veel activiteiten afhankelijk zijn van de coördinatie van beide vaardigheden. Wanneer een baby wordt geboren, is ze zich er niet eens van bewust dat ze handen heeft, om nog maar te zwijgen van het feit dat ze hun bewegingen kan controleren. Tijdens het eerste levensjaar leert een baby haar handbewegingen te beheersen. Ze leert ook de basisprincipes van hand-oogcoördinatie. Wanneer het kind ongeveer 1 jaar oud is, leert ze een voorwerp vast te houden tussen duim en wijsvinger. Tijdens de peuterperiode ontwikkelen kinderen meestal een voorkeur om een linker- of een rechterhand te gebruiken. Dergelijke gecompliceerde fijne motorische vaardigheden zoals het knopen van veters en het hanteren van zilverwerk worden geleerd tijdens de voorschoolse jaren. De ontwikkeling van fijne motoriek speelt een cruciale rol bij de voorbereiding op de school. Fijne motorische ontwikkeling kan worden aangemoedigd door het kind te voorzien van puzzels, bouwstenen en kleurpotloden.