Zenuwglijdende oefeningen
Zenuwglijdende oefeningen stimuleren de zenuwen om normaal te glijden terwijl u uw gewrichten beweegt. Een zenuw zal niet glijden als hij gewond is. Daarom worden zenuwglijdende oefeningen vaak gebruikt na de operatie of als onderdeel van een revalidatieprogramma na een blessure. Gemeenschappelijke delen om te oefenen zijn de handen, onderarmen en nek. Druk op de ellepijp, mediane of radiale zenuwen van de arm kan worden verlicht met zenuwglijdende oefeningen.
Ulnar Zenuwoefening
Druk op de nervus ulnaris kan een tintelend gevoel in de kleine en ringvinger van de hand of de elleboog tot gevolg hebben. Een zenuwglijdende oefening die je kunt doen als onderdeel van een ulnauntunnelprogramma, houdt in dat je rechtop staat en de gewonde arm naast je zij houdt. Buig je pols zodat je handpalm naar het plafond kijkt en buig je elleboog een beetje. De pols kan in neutraal worden gehouden als het buigen van de pols te pijnlijk is. Til je arm zo hoog mogelijk op naar het plafond totdat je meer tintelingen in je hand of elleboog ervaart. Laat je arm ongeveer 20 graden zakken en kantel je nek naar je tegenovergestelde schouder. Strek je nek en kantel hem dan nog twee keer.
Mediane zenuwoefening
Tintelingen in duim en vingers behalve de pink kunnen wijzen op druk op de medianuszenuw. Om een oefening met zenuwgolven te doen voor de nervus medianus, houdt u de aangedane arm voor u met uw handpalm naar de grond gericht en maakt u een vuist. Buig je pols naar beneden. Breng je pols recht omhoog en spreid je vingers naar buiten. Draai je onderarm zodat je handpalm naar het plafond wijst. Pak de basis van je duim met je andere hand en trek voorzichtig naar beneden op je duim. Voer in totaal acht herhalingen uit.
Radiale zenuwoefening
De radiale zenuw is de laatste van de drie belangrijkste zenuwen in de arm. Het loopt langs de duimzijde van de onderarm. Eén zenuwglijbaanoefening voor de radiale zenuw begint te lopen met je aangedane arm naar je toe alsof je een blad voor je schouder vasthoudt. De elleboog is gebogen en de palm is naar het plafond gericht. De pols is gebogen, de vingers wijzen van u naar de zijkant en de elleboog wijst naar de vloer. Kijk recht vooruit. Draai je arm naar je tegenovergestelde schouder, zodat je elleboog iets naar boven wijst. Je handpalm bevindt zich recht voor je tegenoverliggende schouder met je palm diagonaal, zodat je vingers schuin omhoog wijzen. Op hetzelfde moment dat je je arm draait, kantel je je hoofd in dezelfde richting. Doe drie tot acht herhalingen.