Soorten handgewrichten
De hand beweegt op verschillende en gecompliceerde manieren en er is een complexe reeks van geledingen die flexibiliteit van beweging mogelijk maken. De gewrichten van de hand en pols omvatten scharnieren, glijden, condyloïde en zadelgewrichten. Een scharnierverbinding maakt beweging heen en weer mogelijk. In een glijdende verbinding zijn de twee oppervlakken van de botten bijna plat. In een condyloïde gewricht wordt een eivormig oppervlak ontvangen in een elliptische holte. In een zadelverbinding zijn de tegenoverliggende botoppervlakken concaaf-convex.
De hand van een persoon. (Afbeelding: Staras / iStock / Getty Images)Fingers
De gewrichten van de vingers (interfalangeale gewrichten), inclusief de duim, zijn scharniergewrichten die alleen flexie en extensie mogelijk maken.
Proximal Knuckles
De knokkels van de hand of metacarpal-falangeale gewrichten (MCP) zijn condyloïde gewrichten die flexie en extensie mogelijk maken, evenals een beperkte laterale afwijking.
De pols en palm
De interne gewrichten van de pols en palm (metacarpale-carpale en inter-carpale gewrichten) worden soms geclassificeerd als glijdende gewrichten. De pols en hand worden beter begrepen als een onregelmatige verzameling glij-, condyloïde en zadelgewrichten die de complexe bewegingen van de pols mogelijk maken, waaronder verschillende combinaties van flexie, extensie en zijdelingse afwijking.
Het gewricht tussen de carpale en metacarpale botten van de duim (waar de duim samenkomt met de pols) is het klassieke voorbeeld van een zadelverbinding.
De pols en arm
De pols heeft een condyloïde gewricht tussen de radius, ellepijp en carpale botten, wat zorgt voor een soepele beweging in flexie, extensie en laterale afwijkingen.